Tool – STARR

Je wil iets meer vertellen over hoe je tot het maken van het portfolio kwam. Wat zijn je ervaringen, hoe pakte je het aan, wat heb je daarvan geleerd? De STARR methode is daar een handig hulpmiddel voor.

Zal tzt die methode eens uitleggen. Maar je kan je suf lezen op het internet over deze methode.


Kijkje achter de schermen

Voor nu alvast wat assessoren er rond kunnen vragen. Weet je dat alvast. Een kijkje achter de schermen dus….

STARR structuur in het criterium gericht interview.

Vragen (+ toelichting) die assessoren je kunnen stellen tijdens het assessmentgesprek:

Situatie:

Q: Schets me eens wat situaties waarin je werkt.

Q: Geef een voorbeeld van een situatie waarin je een (of deze) competentie laat zien.

Toelichting: De voorbeeldsituaties die jij, de student, uitwerkt en dit zijn bij voorkeur kritische beroepssituaties. Kritisch wil hier zeggen dat een situatie niet vanzelfsprekend opgelost kon worden en niet vanzelfsprekend verliep: de student heeft moeite moeten doen, moeten durven, moeten uit proberen …

Taak:

Q: Welke taak/taken heb je op je genomen om in de gegeven context het vraagstuk op te lossen?

Toelichting: studenten halen soms taak en rol door elkaar. Voorzitter van een projectgroep zijn is bijvoorbeeld een rol; welke taken stelt de student zichzelf vervolgens om die rol goed in te vullen?

Q: Wat wilde je bereiken door het uitvoeren van deze taken?

Q: Wat verwachtte je te leren?

Q: Hoe ga je dat geleerde borgen en de volgende keer weer toepassen?

Actie:

Q: Wat ben je vervolgens gaan doen?

Q: Welke invulling(en) heb je aan je taak gegeven?

Toelichting: Het kan heel goed gebeuren dat de student anders heeft gehandeld dan voorgenomen. Vraag door naar de activiteiten waaruit blijkt dat de student competent is.

Q: Wat is jouw bijdrage geweest in het vinden van antwoorden / oplossingen en de aanpak ervan?

Q: Werd die bijdrage van je verwacht en waarom ja of nee?

Q: Wat is jouw bijdrage aan het goed verlopen van de activiteiten van de groep?

Toelichting: hier zoek je naar samenwerken en andere werkvormen en aanpak.

Resultaat:

Q: Heb je antwoorden / oplossingen / nieuwe ideeën gevonden?

Q: Hebben die een fit met de taak die je kreeg?

Q: Hoe klopt de kwaliteit en kwantiteit daarvan?

Q: Worden antwoorden /oplossingen/ ideeën als adequaat en vernieuwend gewaardeerd door alle betrokkenen, met name externe partners?

Q: Heb je het juist gedaan, welke doelen heb je wel of niet gehaald?

Toelichting: het gaat er niet alleen om dat de student denkt dat het resultaat goed is, maar ook of de opdrachtgever / de doelgroep tevreden is, is daar bewijs van? Laat de student het resultaat weer terugkoppelen aan de taak.

Reflectie: op inhoud, proces en eigen ontwikkeling

Q: Heb je het juiste gedaan? Taak – resultaat.

Q: Heb je het om de juiste redenen gedaan? Welke afwegingen van maatschappelijke, sociale, economische, ethische of andere aard hebben mee bepaald hoe er gehandeld is?

Q: Wat heb je geleerd over je eigen bekwaamheid als het gaat om

  • Je inhoudelijke deskundigheid?
  • Je aanpak, je bijdrage aan het werkproces om iets tot een goed einde te brengen?
  • Je eigen ontwikkeling hierin: je kwaliteiten, sterke en zwakke kanten?