Hfd 2. Onderzoek

Reden van dit hoofdstuk

Als de buurkinderen je vragen om 50 euro te geven omdat ze een limonade standje beginnen, zal je dat willen geven. Maar als ze om 500.000 euro vragen zal je waarschijnlijk vragen wat de onderbouwing is van hun plan. Je organisatie zal dat vast ook vragen als je met een budgetaanvraag aankomt. Dan is het nodig je argumenten te onderbouwen. En veel bedrijven doen wel onderzoek, markt onderzoek, kwaliteitonderzoek en zo, maar die onderzoeken dekken vaak niet alles wat men zich afvraagt. Dus als jij in je hoofdvraag en deelvragen je iets afvraagt (omdat je de firma wil helpen), zal je dat vast nog eens zelf moeten onderzoeken. Vandaar dit hoofdstuk.

Als de lezer die hoofdstuk gelezen heeft dan:

  • Snapt die de relatie tot je hoofd- en deelvragen en het onderzoek.
  • Begrijp die de keuze voor een onderzoek methode, je aanpak etc.
  • Heeft die een goed gevoel erbij dat je weet waar je het over hebt.
  • En dat het betrouwbaar en valide is uitgevoerd.

(note Rudolph:..verder moet je maar de boeken hierover lezen, dit niet mijn sterkste kant..)

Mijn persoonlijke mening is ook dat onderzoek op een universiteit best belangrijk zal zijn, maar ik de maatschappelijke relevantie graag ondervraag. Op een hogeschool en elders hou ik meer van het doen en de conclusies en aanbevelingen deel is dan voor me veel belangrijkers. Plus in oude jaren kon je lang onderzoeken, omdat de actie die je in gang ging zetten ook voor een paar jaar relevant was. Nu veranderen we een product elke zes maanden… tja dan is lang onderzoek doen nutteloos, als je jouw onderzoekrapport aflevert, heeft de concurrentie al het product in de markt gezet en er weer uit gehaald….

Wat voor soorten onderzoek zijn er?

Die zijn zo van internet te halen, dus hieronder slechts een kleine opsomming.

  • Kwantitatief of kwalitatief
  • Actieonderzoek
  • Benchmark onderzoek
  • Brownpaper sessie
  • Delphi methode
  • Enquête afnemen
  • Experimenteel onderzoek
  • Focus groepen
  • Interviewen, observeren
  • Mindmappen
  • Monitoringsonerzoek
  • Organisatie opstelling, systemische onderzoek
  • Storytelling

Hoofdstuk 2. De uitdaging. Onderzoek en Theorie.

2.1 Wat is het probleem, wat is de aanleiding en wanneer is het probleem ontstaan?

2.2 Waarom is het een probleem en hoe is het ontstaan?

2.3 Wie heeft het probleem? En waar doet het probleem zich voor?

2.4 Hoe ga je het onderzoeken?

2.5 Welke theorie ga je gebruiken?

De oplettende lezer herkend hier de zes W’s in.

Ad 2.1 Wat is het probleem, wat is de aanleiding en wanneer is het ontstaan?

Inleiding. Dit wordt elders ook wel ‘de aanleiding’ genoemd. En die aanleiding is vaak een probleem of de uitdaging net hoe je het zeggen wil. En dat probleem zit vaak in waar de firma voor moet staan, wat het doel is en dat die niet gehaald dreigt te worden. Mogelijkheid a) In een groot deel van de wereld is waar de firma voor staat het zorgen voor de aandeelhouders. Dus dat is winst maken. Dat dan vaak op korte termijn, zeker als de firma door een venture capital firma in eigendom is. De pijn of kans zit dan in de winstgevendheid. Mogelijkheid b) Een andere deel van de wereld, een beetje zoals in Nederland, is het aandeelhouders en ook wat de medewerkers, dus meer ook focus op de langere termijn. De pijn kan hier dan zitten in de continuïteit van de firma. Mogelijkheid c) je werkt bij een non-profit. Daar moet je ook wat winst maken om een spaarpotje te maken voro slechte tijden. En continuiteit zal vast ook een doel zijn. Of d) je werkt bij een ministerie. Dan zijn doelstellingen wat moeilijker. Welvaart. Voldoen aan politieke doelstellingen. Risico vermindering. Tja…. meer dingen kom ik even niet op.

Praktisch.

a) Winst maken, dan zit het probleem vaak in dat de omzet terug loopt of dat de kosten stijgen. Dat stel je vast door de jaarverslagen te nemen van de firma en daarna te kijken wat de trend is.

b) Een probleem kan zijn dat er een groot verloop is van werknemers. Dat het aantrekken van personeel is een probleem om de winstgevendheid een boost te geven. Dat door politieke druk of technologische ontwikkelingen de firma in moeilijk vaarwater komt. En zo voort. Ik, Rudolph, ben er erg goed in problemen te vinden, voornamelijk omdat ik zoveel plezier heb om die op te lossen, dus ik heb wel problemen nodig. Dus loop je hierop vast, contacteer me en we verzinnen een probleem.

c) Ook een non-profit, moet inkomsten hebben. Het moet niet heel veel profit zijn, wat dat is niet het doel. Een doel is wel een spaarpot te hebben om de continuïteit te waarborgen.

d) Hier kan de spanning zitten in wat de politiek wil en wat het ambtenaren apparaat verstand vindt. Of het voldoen aan de wensen van ‘de burgers’ die kunnen heel divers zijn, niet eenduidig en dat kan een probleem zijn. De efficiëntie kan niet ok zijn, hetzij binnen het ministerie, hetzij tussen ministeries.

Logica tip. De spanning die je wellicht al beschreven wat er speelt in de industrie. Daar een vervolg op maken lijkt me dan logisch. Of als je beschrijft dat jouw funktie op te tocht komt te staan wegens kosten besparing, lijkt me dat ook een goede aanleiding.

Valkuil. Het te groot te maken van het probleem, dan moet je veel behandelen. En voor mij is dat vaak niet nodig. Liever een kleinere scope en die super goed uitwerkt is dan een enorm onderzoek een beetje doen. Dus scoping is hier essentieel. Al in de 2e of 3e week van de cursus lijkt me. Doe je het erna, loop je een grote kans teveel bronnen te raadplegen die later nutteloos blijken te zijn, zonde van je werk.

! Heb je in week 4 nog geen probleem stelling, zoek dan direct hulp!

Jip en Janneke. Dit heeft echt een gesprek nodig. Mogelijk dat ik hier nog eens wat voorbeelden van vraagstelling zal plaatsen, maar voor nu verwijs ik je naar de Webinar hierover die ik in februari 2021 zal houden rond deze uitdaging.

Ad 2.2 Waarom is het een probleem?

Inleiding. Als het een probleem is dat verder niet schadelijk is voor de doelstelling, dan maakt het niet uit. Maar is dat het wel, dan is het een probleem met zicht op de winstgevendheid, de continuïteit, de maatschappelijke relevantie, de betrokkenheid van het personeel etc. Zelf vind ik dat alles is terug te brengen op geld. ‘Geld is gemunte vrijheid’ is een uitspraak van een beroemde Russische schrijver. En vrijheid, tijd heeft iedere organisatie nodig en geld is dan slechts een middel om te vertellen wat de waarde is.

Praktisch. Iedere manager die zijn doelstellingen niet haalt heeft een probleem. Maar dat zal die je niet zo zeggen. Dus aan een manager vragen of die nog een probleem voor je heeft om op te lossen zal niet altijd leiden tot een duidelijk antwoord. Want dan zou die eigenlijk zeggen dat die iets niet goed gedaan heeft. Dus denk zelf na over welk probleem zou passen bij de cursus die je volgt.

Neem de omzet grafiek van de afgelopen jaren, maakt die een dalende lijn, voila je hebt je probleem. Stijgen de kosten te veel? Is het personeelsverloop groot? Is er een grote backlog op change requests? Leveren interne klanten de specificaties voor ICT veranderingen niet goed aan? Is er geen KPI dashboard voor de sales manager? Zitten de producten allemaal in de laatste fase van de product life-cycle? Is er geen campagne kalender? En zo kan ik nog uren doorgaan. Dus heb je geen probleem, vraag me en ik maar er een voor je.

Logica tip. Een ideale rode draad is als de aankondiging van het probleem al zit bij je analyse van de industrie. Heeft die wellicht industrie breed al iets wat tot verandering verplicht. Iets wat uit een DESTEP is gekomen bijvoorbeeld.

Valkuil. Check dat het probleem echt past bij de cursus. En dat die niet te groot is, want daar doe je jezelf geen (studie) plezier mee.

Jip en Janneke. Lijkt me niet nodig hier.

Ad 2.3 Wie heeft het probleem?

Inleiding. In dit hoofdstuk staat wie het probleem heeft. Op welk niveau? En bij welke afdeling? Je stakeholder analyse gaat hierbij helpen.

Praktisch. Er is altijd iemand die het probleem heeft. Is dan niet bij 1 afdelingen, dan kijk je hogerop, naar de leidinggevende van de twee afdelingen. Aan het eind is het altijd de directeur die het probleem heeft, maar dat is wel erg gemakkelijk en algemeen.

! Of zoek een probleem bij iemand die jou wellicht in de toekomst promotie kan geven, met het oplossen van een van zijn problemen creëer je een ‘toegoed’ briefje.

Logica tip. Zoek een probleem bij iemand die je goed kent of die te benaderen is en tijd voor je wil maken. Zo maak je jezelf het makkelijk om die te interviewen en later ook je stuk te laten lezen.

Valkuil. Die het probleem heeft zit te hoog in de boom en kan je niet te spreken krijgen.

Jip en Janneke. Schrijft ik later wellicht nog.

Wat ook kan….

Het probleem indelen in een Kennisprobleem of een Handelingsprobleem.

Een Kennis probleem wil je iets weten over de wereld om je heen. Je neemt daar een deel uit om die te onderzoeken.

Bij een Handelingsprobleem is er als er een verschil is tussen waar iemand of een organisatie wil zijn en die nog niet is. Dus het gat dat zit tussen Doel en Werkelijkheid. Naar ik denk is dit in de meeste gevallen het probleem dat je in het bedrijfsleven tegenkomt en de meeste interesse heeft van managers.

Wat ook kan….

Eerst ruim rondkijken en dan focus aanbrengen. We noemen dat eerst divergeren en dan convergeren. De aanpak is dan als volgt:

  • Stap 1. Spreek met mensen, bel en vraag rond en alle problemen die je hoort schrijf je op een groot blad.
  • Stap 2. Kijk of er relaties zitten tussen de problemen.
  • Stap 3. Kies je een probleem dat je aanspreekt.
  • Stap 4. Bezie of je het probleem van feiten en aantallen kan voorzien.

TIP: het gebruiken van het Visgraatmodel werkt hier handig.

> insert plaatje

Wat ook kan….

Hier past ook eventueel een stakeholder analyse.

> insert plaatje of link naar webpage.

En het werken met de 6W’s.

> maak hier een link naar de webpage.

Een andere indeling zou kunnen zijn:

  • Externe aanleiding
  • Interne aanleiding

Ad 2.4 Scope

Inleiding. Het probleem moet je nu van een inperking voorzien. Wat vaak is het probleem groot en moet je het kleiner maken om te kunnen aanpakken.

Praktisch. Dit is het moment om met je docent te overleggen en akkoord te krijgen.

Logica tip. Neem niet teveel hooi op je vork. Met een probleem aanpakken moet je 3 mensen tevreden houden: 1. Jezelf, 2. Je werkgever, 3. De docent. En wat is de logica: je werkgever wil heel veel, de docent ook en jij hebt maar beperkte tijd.

Valkuil. Het te groot te maken. Er een verkeerde of onuitvoerbare probleemstelling van maken.

Jip en Janneke. Even nog geen tekst hier.

Ad 2.5 Onderzoeksvraag en deelvragen

Inleiding. Je bent nu bij de kern van het verhaal. Dit is het scharnierpunt, want vanaf hier ga je in actie schieten. Dus hier komt de hoofdvraag en deelvragen.

Deze hebben in het ideale geval als basis kleine oriënterende interviews die je gehouden hebt met mensen extern en mensen intern.

Praktisch. Zie boven over waar een probleem, dus een vraag, vaak vandaan kan komen: mensen en bedrijven zijn of Greedy of hebben Fear.

Logica tip. Gaat een te lang verhaal worden hier te schrijven, vraag je docent er naar.

Valkuil. Het is niet MECE. (zie daar)

Jip en Janneke. Note RR: hier tzt aantal voorbeelden zetten.

Ad 2.6 Het onderzoeksdoel

…hie rmoet ik nog tekst maken

Ad 2.7 Hoe ga je het onderzoeken?

Inleiding. Hoe ben je het probleem gaan onderzoeken. Door personen xyz te ondervragen.

Vaak maak je eerst een vooronderzoek, die zit vaak al in je Plan van Aanpak. Dat vooronderzoek helpt je namelijk om te zien of je wel op de goede spoor zit.

Voorbeeld: als groenteboer in Rotterdam Zuid denk je dat het probleem van teruglopende omzet zit in dat je spruitjes niet vers zijn. Je doet een vooronderzoek en komt tot de ontdekking dat eigenlijk niemand in de buurt spruitjes koopt. Dus daar zit het probleem niet, beter dat door te krijgen in je vooronderzoek. En nu dan te weten dat je het probleem breder moet opzetten en er van moet maken ‘welke vraag is er in de markt die de teruglopende omzet van de groetenboer kan compenseren.’

Praktisch. En hoe ga je dat ondervragen doen? Via kwalitatief onderzoek of kwantitatief onderzoek? En daarna pak je jouw boeken erbij. En zoom in hoe je betrouwbaar en valide moet zijn.

Logica tip. Gewoon de boeken volgen en de lessen rond onderzoek. Ik heb daar niets mee, dus meer ga je hier daarover niet lezen.

Valkuil. Je blijft rondjes draaien omdat je een hekel hebt aan onderzoek, cijfers etc. Helaas daar zal je toch 8 keer in je studie doorheen moeten…

Jip en Janneke. Omdat ik liever kijk naar wat je met onderzoek doet, hier niet meer tekst. De boeken zijn daarover al vol geschreven…

Wat ook kan….

Wat hier ook gebruikt kan worden is de indeling van Deskreserach en Fieldresearch..

Ad 2.6 Welke theorie ga je gebruiken?

Inleiding. Naar ik denk is over alles wat er in de wereld gebeurd als eens door iemand over nagedacht. En soms door erg slimme mensen die dan hun denken in een model hebben gezet. Dat noemen we dan theorie. En die kan je gebruiken, hoef je het wiel niet opnieuw uit te vinden zo is de gedacht.

Praktisch. Welke theorie dan? Surf je suf op de website die daarvoor zijn. Kies er een paar die je denkt passend zijn bij je probleem stelling. En gebruik die.

Logica tip. Je bent vast niet de eerste die een probleem van dat soort gaan onderzoeken, dus kijk op de HBO kennis bank naar andere portfolioken en wat die gebruikt hebben.

Valkuil. Te lang hier blijven hangen. Zo moeilijk is het niet, steek even tijd in alle theorieen die je kan surfen kan lezen, kies er 4 of 6 en leg die voor aan andere studenten en kies.

Jip en Janneke. Geen tekst hier.

Betrouwbaarheid en Validiteit

Betrouwbaar is het onderzoek als je een standaardmeetmethode gebruikt. Het terug te herleiden is wat en wie je onderzocht etc.

Validiteit gaat er over of het klopt met de werkelijkheid. En is onder te verdelen in drie: externe, interne en begripsvaliditeit. Zie het internet.

Bruikbaarheid

Uit het onderzoek moeten conclusies kunnen komen die bruikbaar zijn.

Moet je even zelf verder over opzoeken wat dat verder is.



Slides van de verkorte cursus Onderzoek Basics.

Deze verkorte introductie geeft je de high-lights van onderzoek doen. Het dekt niet de hele lading, maar geeft je een vliegende start.



Hoe aan te pakken?

Een onderzoekvoorstel kan je maken aan het begin van je cursus en die voorleggen aan je docent. Als die goedkeurig heeft gegeven weet je zeker dat je op de goede weg zit. Bij mij kan je die goedkeurig krijgen als je onderstaand formulier zelf hebt doorgenomen en je jezelf een soort van beoordeling hebt gegeven. Hieronder zie je een plaat die wel eens gebruikt wordt om dat voorstel dan te beoordelen. Dit helpt je te snappen waar je naartoe zou kunnen werken.

Ik overloop de verschillende punten en geef wat commentaar.

1.           Deskresearch

Beschrijving resultaten 2 deelvragen. (dit mogen ook meer deelvragen zijn, zelf denk ik dat 3 beter is)

– compleet + juiste interpretatie + diepgang 8 pnt (4 per deelvraag)

– compleet + juiste interpretatie  6 pnt (3 per deelvraag)

– compleet 4 pnt (2 per deelvraag)

Gebruik relevante artikelen/stukken (incl. bronvermelding)

RR:

Compleet: dat weet ik even ook niet, het lijkt me dat je dit weet als je het leest, er moeten dan alle punten inzitten.

Juiste interpretatie: hier denk ik met name aan dat de ‘causaliteit’ klopt.

Diepgang: Moeilijk hier daarover wat te schrijven. Klink als dat als je wil weten of er nog klantbehoefte is voor jou product en je maar 3 klanten interviewd met steeds 5 vragen, het niet breed genoeg is en met 5 vragen niet diep genoeg.

2.           Kwalitatief onderzoek

Beschrijving resultaten 1 deelvraag

– compleet + juiste interpretatie + diepgang 16 pnt

– compleet + juiste interpretatie 12 pnt

– compleet 8 pnt

Goede voorbereiding / juiste respondenten

Goede uitwerking checklist

Uitwerking notulen (6x) / opnames (voorwaarde voor beoordeling)

RR: Deze spreekt wat voor zich.

TIP: vraag na bij je docent of je jouw interviews moet uitschrijven, moet transcriberen. Naar ik hoop hoeft dat niet, het is pokkewerk en wat mij betreft vaak nutteloos.

3.           Kwantitatief onderzoek

Beschrijving resultaten 5 deelvragen

– compleet  + juiste interpretatie + diepgang 25 pnt (5 per deelvraag)

– compleet + juiste interpretatie 20 pnt (4 per deelvraag)

– compleet 10 pnt (2 per deelvraag)

Goede voorbereiding analyses (tabellen draaien, mean, toets representativiteit steekproef)

Juiste verwerking overige statistische analyses (verschiltoetsen, betrouwbaarheidsinterval)

Gebruik van inzichtelijke tabellen en grafieken bij beschrijving resultaten.

RR: spreekt voor zich lijkt me.

4.           Conclusie

Beantwoording probleemstelling en deelvragen

– volledig + logisch gevolg analyses + diepgang 10 pnt

– volledig + voldoende onderbouwd  8 pnt

– volledig + onvoldoende onderbouwd  5 pnt

– volledig + niet goed onderbouwd  2 pnt

RR: Dat er logische verbanden moeten zijn spreekt voor zich. Als de bakker op de hoek het begrijpt zit je goed.

Voldoende onderbouwd: wanneer is dat het geval, tja…. ik probeer wat: voldoende is met meer dan 5 bronnen. En dat er ‘triage’ is, dat wil zeggen dat meerdere bronnen hetzelfde zeggen of stellen.

5.           Algemeen

Helder/correct taalgebruik, logische structuur, voldaan criteria communicatietechnieken

RR: dit spreekt voor zich lijkt me.



Literatuur onderzoek of studie

Wil je het als expert doen, lees dan hoe je het zeer gedegen kan doen. Lees meer daarover hier.

Rudolph Regter, versie 23 maart 2021